Archeologen bevestigen de ontdekking van de Nossa Senhora do Cabo, aangevallen door piraten in 1721, maar nog steeds met waardevolle voorwerpen.
Na 16 jaar onderwateronderzoek hebben Amerikaanse archeologen een buitengewone ontdekking in de wateren bij Madagaskar bevestigd. De overblijfselen behoren toe aan de Nossa Senhora do Cabo, een Portugees schip dat in 1721 werd aangevallen door zeerovers, aldus de wetenschappers die de vondst deden.
Het Centrum voor het behoud van historische scheepswrakken onthulde dat het schip in de kleine haven van het eiland Nosy Boraha ligt, voor de noordoostkust van Madagaskar. Tijdens de “Gouden Eeuw van de Piraterij” diende deze plek als toevluchtsoord voor de meest gevreesde zeebandieten.
De ontdekking na jaren onderzoek
Onderzoekers vonden meer dan 3300 artefacten uit het wrak, waaronder religieuze beeldjes gesneden uit hout en ivoor. Tot de meest opvallende vondsten behoorde een ivoren plaquette met vergulde letters die de inscriptie “INRI” vormen.
Brandon Clifford, medeoprichter van het onderzoekscentrum, legde uit dat deze artefacten werden gemaakt in Goa, het centrum van de Portugese kolonie in India. Het schip vervoerde deze artefacten naar Lissabon toen het op 8 april 1721 bij Réunion werd onderschept door piraten.
Onderwaterarcheologie maakte het mogelijk om het verhaal achter de aanval te reconstrueren. De Nossa Senhora do Cabo had de Portugese onderkoning en de aartsbisschop van Goa aan boord, evenals ongeveer 200 slaven. Het schip had al stormschade opgelopen en had de meeste kanonnen in zee gegooid.
Olivier “De Gier” Levasseur leidde de aanval samen met andere piratenkapiteins. De vangst werd met weinig weerstand uitgevoerd vanwege de bouwvallige staat van het schip. De onderkoning werd later vrijgekocht, maar het lot van de aartsbisschop blijft onbekend.
Madagaskar als basis voor piratenoperaties
De kapers brachten hun buit naar Madagaskar, 650 kilometer ten westen van Réunion, om de buit te verdelen. Ile Sainte-Marie werd door de Europese piraten gekozen vanwege de beschutte havens.
Mark Agostini, een archeoloog aan de Brown University, merkte op dat het gebied bekend stond om zijn ‘afwezigheid van koloniale overheersing’, waardoor het een ideale uitvalsbasis voor piraten was. Tussen de zeven en tien scheepswrakken werden tot zinken gebracht bij Ile Sainte-Marie tijdens de Gouden Eeuw van de Piraterij.
Deze ontdekking maakt deel uit van een grotere verzameling archeologische overblijfselen. Clifford bevestigde dat “er minstens vier piratenwrakken in de haven zelf liggen”. Sonaronderzoek onthulde meerdere stapels ballaststenen op de bodem van de haven.
Agostini merkte op dat archeologen Ile Sainte-Marie en de wetenschappelijke schatten die het bevat eerder over het hoofd hadden gezien. Zand en slib bemoeilijken het herstel, maar ze hopen dat toekomstig archeologisch werk het mogelijk zal maken om meer scheepswrakken in het gebied te analyseren.